Waar bent u naar op zoek?

Problemen bij de interpretatie van het boek Esther

Erken je onkunde

Prof. dr. G.W. Lorein
Door: Prof. dr. G.W. Lorein
Bijbelboek
11-09-2025

In de theologische doordenking van de verhouding tussen Oude en Nieuwe Testament wordt het Bijbelboek Esther niet vaak als uitgangspunt genomen. Toch biedt juist dit boek waardevolle inzichten, zeker wanneer we het lezen met oog voor zowel de tekst zelf als de oudste interpretaties ervan.

In deze bijdrage — geschreven ter gelegenheid van het emeritaat van prof. dr. Mart-Jan Paul — richt ik me op drie aspecten: eerst geef ik mijn uitgangspunten bij de lectuur van Esther, vervolgens schets ik enkele hoofdlijnen van de exegese, en ten slotte bespreek ik hoe in de vroegste interpretaties van het Oude Testament is omgegaan met elementen die als problematisch werden ervaren.

Opvallend is dat in onze kring, met een benadering zoals die zichtbaar wordt in de Einleitung in das Alte Testament (Brunnen, 2023), de aandacht vaak ligt bij de latere uitlegtradities binnen de Kerk. De oudste interpretatiefase blijft daarentegen relatief onderbelicht.

Uitgangspunten

Bij de lectuur van Esther gelden de volgende uitgangspunten:

  • God heeft gehandeld in de geschiedenis en het is (daarom) zinvol om daarop terug te blikken. Er ís een historische werkelijkheid, al kennen wij die niet volledig.
  • Die geschiedenis heeft een schriftelijke neerslag gekregen: de canonieke tekst, voor het Oude Testament: de zogeheten proto-Masoretische Tekst, bekend vanaf de periode van Qumran.
  • We moeten de Bijbel lezen zoals hij zichzelf presenteert. Daarbij zijn wel degelijk een aantal regels van toepassing rond context, genre, stijlkenmerken, maar de tekst is historisch betrouwbaar als hij historisch bedoeld is. (Het woord ‘historisch’ betekent niet ‘onpartijdig’ of ‘niet-interpreterend’.)
  • De principes die vervat liggen in de Bijbel en die moeten worden ontdekt door gelovigen – in het bijzonder door theologen –, blijven bestaan door alle tijden heen.
  • Zolang de Bijbel bestaat, hebben gelovigen zich tot die tekst gewend om te weten wat ze moesten doen, hoe ze moesten leven. De Bijbelse principes moeten we toepassen in onze eigen tijd. Elke tijd heeft nieuwe vragen vanuit archeologische vondsten, literaire inzichten, sociologische ontwikkelingen, exact-wetenschappelijke ontdekkingen. Daarover moet grondig worden nagedacht, op zoek naar nieuwe antwoorden op nieuwe vragen. Met een open geest, maar zonder zomaar achter de tijdgeest aan te gaan. In dat proces kunnen binnen de christelijke kerk meningsverschillen ontstaan.

Dicht bij West-Europa

De omstandigheden van het Estherboek staan eigenlijk dicht bij die van ons in West-Europa. We leven niet onder vervolging, maar evenmin in een maatschappij die door christenen wordt geregeerd, al gelden er zeker een aantal christelijke principes. Denk aan gelijkwaardigheid van alle mensen, steun aan de zwakken, en het belang van onderwijs. Evenmin leven we in een stelsel waarbij profeten concreet maken wat Gods wil is. Dat komt dus driemaal overeen met Esthers situatie, althans in het begin van het verhaal.

God wordt niet vermeld in het Estherboek, Hij lijkt afwezig te zijn. En toch: de gelovige lezer ziet in het literaire middelpunt (Esther 6:1-3) de hand van God. Dat vertrouwend geloof kunnen we ook hebben voor onze eigen situatie, terwijl we tegelijk onze verantwoordelijkheid hebben.

Betrokkenheid

Die verantwoordelijkheid lijkt behoorlijk ver te gaan. Gelovigen zijn geroepen om de wetten van het land zo lang mogelijk te gehoorzamen. De kans is reëel dat er een punt komt waarop de gelovige, uit principe, de overheid niet meer kan volgen. Maar uiteindelijk blijkt de Perzische koning beter gediend door Esther en Mordechai dan door Haman. Overigens ga ik uit van een omslag bij Esther: na in beslag te zijn genomen door het Perzische hof, maakt ze in Esther 4 een beweging terug naar haar Jood-zijn. Tegelijk is die fase van betrokkenheid op de Perzische maatschappij voorwaarde geweest voor haar latere betrokkenheid op het Joodse volk.

Ethische bezwaren

Onze positieve houding ten opzichte van de Bijbeltekst ontslaat ons er niet van kritische opmerkingen te overwegen die worden gemaakt bij ethische aspecten van het Estherboek. Zelfs als deze opmerkingen hun oorsprong vinden in een gebrek aan begrip voor de concrete omstandigheden, voor een typisch oudtestamentische benadering of voor een algemeen-Bijbelse benadering.

God heeft gehandeld in de geschiedenis en het is (daarom) zinvol om daarop terug te blikken. Er ís een historische werkelijkheid, al kennen wij die niet volledig.

De Versiones, de oudste Bijbelvertalingen, zijn vaak op een bijzondere wijze omgesprongen met die ethische bezwaren. Voor theologen en liefhebbers: het gaat hierbij om het Griekse cluster (uit de eeuwen rond de tijdperkwisseling) van de Septuagint, de Vetus Latina (Latijnse vertaling van een Griekse vertaling) en de Alphatekst en om het Aramese cluster van Targum I en Targum II (begin middeleeuwen).

Zo heeft de Vetus Latina moeite met de ongehoorzaamheid aan het gezag en benadrukt ze daarom in Esther 1:19 de slechtheid van koningin Vasthi door een toevoeging in de vertaling (‘en over de slechtheid van koningin Vasthi, hoe ze misbruik van u heeft gemaakt’). In Esther 3:8 heeft Targum II een toevoeging van zelfs twee bladzijden, waarin duidelijk wordt gemaakt dat de Joodse vertaler goed op de hoogte was van alle verschillen met de heidenen die bij de Joden werden opgemerkt.

Esther zet in op karakter

Esthers leven aan het Perzische hof brengt haar in conflict met onze (joods-christelijke) ethiek op het gebied van relaties en seksualiteit. Daarbij moeten we beseffen dat ‘zij werd meegenomen’ (Esther 2:8). Hiërarchische verhoudingen lagen in het Oude Nabije Oosten strakker dan in onze maatschappij. Daarnaast wordt terecht opgemerkt dat Esther vooral op karakter inzet en niet op uiterlijkheden.

Terwijl in de canonieke tekst veel aan het denkvermogen van de lezers wordt overgelaten, pakken de Versiones het probleem expliciet aan. Zo lezen we in Esthers gebed, een aanvulling van onder andere de Septuagint tussen de canonieke hoofdstukken 4 en 5: ‘En U weet dat ik de glorie van wettelozen haatte en gruwel van het bed van onbesnedenen en van elke vreemdeling’. De tweede Targum is omfloerster in zijn toevoeging aan Esther 4:11, zodat de vertaling gewoon kan worden voorgelezen tijdens de eredienst: ‘En zie, ik ben dertig dagen aan het bidden dat de koning mij niet zou willen, zodat hij mij niet zou doen zondigen’.

Esther 2:9 doet vermoeden dat Esther zich niet aan de spijswetten hield. Dit wordt in ditzelfde vers door de tweede Targum ontkend door een toevoeging: ‘En de spijzen die ze haar, Esther, gaven, gaf ze in de mond van de dienstmeisjes.’

Dit artikel gratis verder lezen?
Schrijf u in voor onze nieuwsbrief en lees de volledige tekst van dit artikel.

"*" geeft vereiste velden aan

Prof. dr. G.W. Lorein
Prof. dr. G.W. Lorein

is hoogleraar Oude Testament aan de Evangelische Theologische Faculteit Leuven.