
Aan het slot van 1 Korinthe 16 brengt Paulus niet alleen persoonlijke groeten. ‘U groeten de gemeenten van Asia,’ voegt hij toe. Gemeenten hebben onderlinge betrokkenheid nodig, om te weten dat er buiten hun directe blikveld eveneens volgelingen van Jezus zijn. We zijn niet alleen verbonden met het godvrezende voorgeslacht, maar ook met andere christenen en kerken.
De ervaren verbondenheid waaraan Paulus met zijn groeten uiting geeft, is echter niet zomaar een teken van meeleven. Altijd geeft hij zijn groet de zegen en de ernst van het Evangelie mee: ‘In de Heere groeten u hartelijk…’ Onze verbondenheid ligt in Hem, het Hoofd van de gemeente, Die we dienen en volgen. Hoe goed is het immers als gemeenten elkaar aansporen om met een hartelijk voornemen bij de Heere te blijven. Wie de ander in Christus groet, beleeft de gemeenschap van de heiligen, die de kerk elke zondag belijdt. Op elkaar gericht zijn – het is een sleutelbegrip in het Nieuwe Testament.
Om deze reden roept het hoofdbestuur van de Gereformeerde Bond kerkenraden op dit voorjaar periodiek in de voorbede te denken aan de Christelijke Gereformeerde Kerken, waarvan de synode deze week en in maart opnieuw samenkomt. Drie jaar geleden deden we dit appèl ook. Sindsdien lijkt het gesprek over het lezen en toepassen van het Woord van God ten aanzien van diverse ethische thema’s – met name rond vrouw en ambt en de visie op homoseksualiteit – niet geleid te hebben tot een ontvangen eenheid, tot overeenstemming over de weg die de Heere hierin van de kerk vraagt. Waar een scheuring – landelijk of plaatselijk – tot grote schade van de kerk van Christus is, belijden we in afhankelijkheid en ootmoed de almacht van God. Als in de geschiedenis van het volk van God de nood groot is, wordt Juda bijeengeroepen om bij de H<kk>EERE hulp te zoeken. ‘Zij kwamen zelfs uit alle steden van Juda om de H<kk>EERE te raadplegen.’ (2 Kron.20:4) Koning Josafat doet dan een beroep op de ‘God van onze vaderen’ en belijdt dat kracht en sterkte in Zijn hand zijn. ‘Op U zijn onze ogen gericht.’
Zo mogen wij als kerkenraden – uit ‘alle steden’ – tot de troon van de genade gaan voor degenen die in de CGK geroepen zijn tot leidinggeven: een gebed om zachtmoedige wijsheid (Jak.3:13), een gebed voor de kerk om zich in liefde aan de waarheid te houden (Ef.4:15), ook wanneer dit onbegrip en lijden met zich meebrengt. En, wat we voor onze kerkelijke naaste bidden, kunnen we zelf evenmin missen.
Namens het hoofdbestuur van de Gereformeerde Bond,
P.J. Vergunst